Saturday, March 26, 2005

 

NAARDER 'SCHWEIZERS'

Talrijke publicaties zijn gewijd aan de vestiging in ons land van
Portugese Joden, Walen en Hugenoten, die voornamelijk door
godsdiensttwisten in de 17e en 18e eeuw hun land moesten
ontvluchten. Over de instroom van een andere en minstens zo
omvangrijke groep vreemdelingen, te weten Duitsers afkomstig uit het
aan Nederland grenzende Westfalen, is veel minder gepubliceerd. Zij
werden niet van hun geboortegrond verdreven, maar kwamen binnen om
economische redenen. Hollandgänger werden ze in eigen land
genoemd en de emigratie naar Nederland stond bekend als die
Hollandgängerei.
(1)

Twee soorten Hollandgänger
Populair onder de Hollandgänger waren de marskramers of de
‘kiepenkerls’, zoals ze in de eigen streek werden genoemd.
Aanvankelijk reisden deze kooplui met hun handelswaar in een mand
hoog op de rug te voet heen en weer tussen hun woonplaatsen en het
Hollandse afzetgebied. Daar deden ze weken over. De markt in
Holland werd echter zo lucratief voor ze, dat velen hun Westfaalse
dorpen verlieten en zich voorgoed in Nederland vestigden. Als
vlijtige en gedisciplineerde ondernemers wisten ze het ver te
brengen. Onder hen zijn de stichters van de latere winkelconcerns
Vroom & Dreesman, Brenninckmeijer, Peek & Cloppenburg. Lampe en
Hunkemöler.
In de zomermaanden werd Nederland overstroomd door een ander soort
Hollandgänger, de zogenaamde hannekemaaiers. Dit waren bedreven
grasmaaiers, afkomstig uit het Duitse Oost-Friesland, het Emsgebied
en Westfalen. In de hooitijd kwamen de boeren in de welvarende
weidegebieden in Holland en Friesland handen te kort en de
hannekemaaiers werden door de rijke boeren dan ook met open armen
ontvangen. Maar zodra de oogst gedaan was, mochten ze weer
vertrekken. Slechts weinigen onder hen wisten zich blijvend in
Nederland te vestigen. Erg geliefd waren ze niet, deze gastarbeiders
van eenvoudige boerenafkomst. De Nederlanders beschouwden
hen als lomperds of botteriken en bedachten weinig vleiende bijnamen
voor ze, in Friesland poep, in Holland mof. (2)
Daarmee werden de hannekemaaiers onjuist naar waarde geschat. (3)
Ze kwamen naar Nederland om met hard werken (alles ging nog met de
zeis) en tegen een karig loon te helpen de hooioogst binnen te
halen. Dit gebeurde in een tijd waarin de vele werklozen in
Nederland niet in staat werden geacht dit zware werk te doen. (4)
Uit een krantenbericht uit die tijd bleek: ‘De werkman is
krachteloos en traag, maar niet onwillig. Hoe kon het ook anders! De
voeding was ellendig, zij bestond uit aardappelen, dikwijls van
inferieure kwaliteit ’ (5)
Ook uit de negentiende-eeuwse keuringen voor de militaire dienst bleek de
slechte gezondheid van de Nederlandse arbeider. In onze regio waren
de hannekemaaiers vooral actief in de uitgestrekte Eempolders en in
de weidegebieden langs de Vecht.

Holländische Schweizer
Het omgekeerde kwam ook voor. Talrijke Nederlanders trokken aan het
eind van de 19e eeuw naar Duitsland om te werken in Molkereien of
Schweizereien, grote veehouderijen van het type modelboerderij.
Daar werkende melkknechten noemden men Schweizer. (6) Die
bedrijven waren hoofdzakelijk gevestigd in de vruchtbare Nederrijnse
laagvlakte, ruwweg in de streek tussen Venlo, Duisburg, Wesel en
Kleef. (Kreis Moers) Voor de voedselvoorziening van de bevolking in
de nabijgelegen Roergebied waren deze bedrijven van groot belang.
De naam Schweizerei was afkomstig van arme Zwitserse bergbewoners
die als eersten voor dit werk werden aangetrokken. Blijkbaar
wilden deze Schweizers niet meer , want weldra ontstond een
grote vraag naar ervaren Hollandse veehouders en melkers. (7)
Tegen het eind van de 19e eeuw steeg het aantal Hollandse
gastarbeiders aanzienlijk en hun vakbekwaamheid was dermate dat de
naam Schweizerei als bedrijf al gauw plaats maakte voor die van
Hollandgängerei. (8) Het begrip Schweizer voor de individuele
werker bleef in Nederland echter nog lange tijd gehandhaafd.

Jonge Gooiers op zoek naar werk
Rond de vorige eeuwwisseling zochten vele Gooise boerenzonen in
hun eigen omge­ving tevergeefs naar werk in de landbouw of
veeteelt. De oorzaak was dat na de aanleg van de spoorweg Amsterdam
Amersfoort in 1874 steeds meer Gooise Enggronden werden onttrokken
voor woningen voor industriearbeiders, maar ook en vooral voor grote
villa’s met ruime tuinen. Het Gooi werd het favoriete woongebied
van welgestelde Amsterdammers. Hele villaparken ontstonden zo. (9)
Geen wonder dus dat de Gooise boerenjongens werkgelegenheid buiten
de eigen woonstreek gingen zoeken. Berichten over de gunstige
arbeidsmarkt in Duitsland sijpelden ook in het Gooi door en het
duurde niet lang of de eerste Gooiers trokken oostwaarts.
Ook vanuit Naarden vertrokken jonge boerenzonen naar de Molkereien
in Duitsland, met name naar de streek bewesten de stad Meurs, in het
Duits gespeld als Moers. Zij kregen ieder het beheer over een grote
stal met koeien. Hun werk bestond uit het uitmesten van de stal en
het voederen en het melken van de vele dieren. Dit laatste moest
driemaal per dag gebeuren. Een hele overgang voor de Gooiers, want
thuis waren ze met een kleinere veestapel slechts twee keer melken
gewend, ’s morgens om vijf uur en ’s middags om dezelfde tijd.
Melkmachines kende men nog niet, alles moest met de hand gebeuren.
Ondanks de stevige knuisten van de boerenjongens, bezorgde het
melken hen in het begin pijnlijke polsen. Maar de verzorging was
prima en ook de beloning was goed.

Gooijerzonen verlaten de Vesting
Willem (Heinsz) de Gooijer was vermoedelijk de eerste telg van een
Naardense boerenfamilie die in een Molkerei ging werken. In
maart 1905 verliet deze pionier de Vesting om in 'Kreis Moers'.
Zijn geluk te beproeven. Willem was de zoon van 'Hein de
Bullenboer'. (10) Vader Hein was veehouder annex meentbeambten en
tevens stierhouder . Diens boerderij stond in de Raadhuisstraat,
op de hoek van de Duivensteeg. Ter plaatse vinden we nu de entree
van het Stadskantoor. Later bewoonde Willem, als zelfstandige boer,
een houten boerderij (inmiddels verdwenen) in de Huibert van
Eijkenstraat.
In 1906 volgde zijn neef Jan Jacobsz de Gooijer Willems voorbeeld.
Deze Jan was in de jaren vijftig van de 20e eeuw meentbeambte op
de Naarder Meent. De berichten over werk en verdiensten, die deze
Gooijerzonen naar huis stuurden, werkten blijkbaar aanstekelijk en
een drietal neven van Willem (Heinsz) de Gooijer vertrok eveneens
richting Moers. Het waren Willem Lambertsz in 1907, Gerrit Lambertsz
in 1908 en Jo Jacobsz de Gooijer in 1910.
Ook zij vonden allen moeiteloos emplooi in de Molkerei.
Tijdens de spaarzame keren dat de Schweizers in Naarden op bezoek
waren, vertelden ze enthousiaste verhalen. Van hun loon konden ze
sparen voor een fiets., zodat ze geen dure treinreis hoefden te
maken. Soms kregen ze verlof van wel acht dagen om naar huis te
gaan. Die gebruikten ze meestal voor bijzondere gelegenheden.. Zoals
voor 12 mei 1914, toen ze met z’n allen de 100-jarige herdenking
van de aftocht van de Fransen uit Naarden (11) feestelijk vierden,
tezamen met de andere Naarders.
Aangemoedigd door de mooie verhalen van de Schweizers trok het
avontuur ook jongere neven aan. Zo vertrokken ‘Herman van de
Bullenboer’ (12) en zijn neven Rijk Lambertsz de Gooijer en Herman
Jansz de Gooijer naar Duitsland. De laatstgenoemde Herman woonde in
zijn jonge jaren in de ouderlijke en nog bestaande boerderij op de
hoek van de Gansoordstraat en de Pijlstraat. In de periode
1927-1967 had hij een eigen boerderij in de Bussummerstraat.
In de aangetrouwde familie kregen de jongelui eveneens de smaak te
pakken. De neven Bertus Lambertsz Krijnen en Gerrit Lambertsz
Krijnen vertrokken ook naar Moers. Deze broers woonden in een
boerderij in de Gansoordstraat. Het woonhuis ervan staat er nog en
vormt tegenwoordig tegenover het Stadskantoor de hoek met de in 1984
gemaakte Nieuwe Steeg.
Van andere Naarders die Schweizer werden, is alleen Jacobus (Ko)
Vrakking bekend.
Minstens tien neven uit de familieband De Gooijer/Krijnen verbleven
voor kortere of langere tijd als Schweizer in de contreien van
Moers, op zijn minst tot aan het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog in 1914.

Het dagboek van een Naarder Schweizer
Een van de Naarder Schweizers legde zijn ervaringen vast in een
dagboek. Dat was de in 1882 geboren Willem Lambertsz de Gooijer, die
in 1907 de Vesting verliet. Willems vader was al op jonge leeftijd
overleden. Zijn moeder de weduwe Mietje de Gooijer-Schrager, moest
als brugwachtster in het onderhoud van haarzelf en een stel jonge
kinderen voorzien. Vanuit een ‘rijkswoning’ bediende zij de ‘Groene
Brug’ in de Amsterdamsestraatweg. Die rijkswoning is er niet meer,
maar de brug (zij het vernieuwd) nog wel, het is de eerste vanuit de
Vesting in de richting van Muiden. Hoewel werkzaam als boerenknecht
hielp Willem waar mogelijk, tot aan zijn vertrek naar de Molkerei.
Willem’s ‘Schweizer-dagboek’ bestond uit een eenvoudig schoolcahier
dat hij met zwierig handschrift vol schreef met de in Duitsland
opgedane ervaringen. Op het etiket pende hij ‘Herinneringen uit de
jaren 1914-1915’.
Lezenswaardig is vooral de beschrijving van zijn laatste roerige
week in Duitsland. Dat was de week vanaf eind juli tot aan zijn
terugkeer in Naarden op vrijdag 7 augustus 1914. Willem verbleef
toen in het Duitse dorp Schaephuysen, dat zo’n tien kilometer van de
stad Moers verwijderd lag. Zijn broers Gerrit en Rijk alsmede twee
neven werkten ook in de omgeving. Zijn belevenissen opgetekend in
het dagboek volgen in de rest van dit verhaal.

Een knagende onzekerheid
De Eerste Wereldoorlog was net aan de gang en bijna gelijktijdig
met het Duitse leger mobiliseerden ook de Nederlandse
strijdkrachten. Hoewel Willem 32 jaar oud was en in 1903 zijn
militaire dienstplicht had vervuld, verkeerde hij toch in
onzekerheid of hij opgeroepen zou worden. Het liefst zou hij in
deze onzekere tijd zo gauw mogelijk naar huis gaan om zijn moeder
te helpen. Zijn broers hoefden niet in dienst, die waren
vrijgeloot of hadden vrijstelling vanwege volbrachte broederdienst.
De jongere neven daarentegen waren wel dienstplichtig. Een van hen
werd zelfs via het Nederlandse consulaat per direct opgeroepen om
naar huis te keren om zich te melden. Willem bracht hem naar het
station in Moers.
Onderweg daarheen bemerkten de Naarders dat de Duitsers overal bezig
waren om bij de boeren paarden te vorderen voor hun veldartillerie.
Ze zagen ook Duitse soldaten: "In hunne nieuwe veldgrauwe uniformen
met helmen op en laarzen aan". Alleen de terugweg van Moers naar
Schaephuisen, kwam Willem door dorpen "In volle feestdos, daar
werd gevlagd en zelfs de klok geluid".­ Op zijn vraag wat dit te
betekenen had, antwoordden uitgelaten dorpelingen hem dat de
Duitsers glorieuze overwinningen hadden behaald.
De gehele Russische vloot was vernietigd, 20.000 Franse vijanden
gevangen genomen de bevriende Oostenrijkers hadden hetzelfde
gedaan met 20.000 Serviërs en het gehele Servische Hof in hechtenis
genomen. . Toen Willem tegenwierp dat hij hun blijdschap wel wat
wrang vond en bovendien aan de successen twijfelde, werden de
dorpelingen kwaad en achtte hij het na een scheldpartij maar beter
om door te lopen. Buiten het dorp ontmoette Willem nog een
‘Hollandse huzaar’, die hem wist te vertellen dat hij van de
'Hollandsche consul' vernomen had, dat in Holland iedereen die
dienstplichtig was onder de wapenen moest komen. Willem’s hoop om
buiten het leger te blijven, kreeg een behoorlijke knauw.
Terug op de Molkerei in Schaephuysen kon hij nog net afscheid nemen
van zijn baas, Ook deze had ‘Wehrpflicht’, moest direct het leger
in en stond op het punt te vertrekken. "Met een Auf wiedersehen
ging de baas weg, ach hoe weinigen zullen dat wiedersehen
beleven".
Willem zag die roerige dagen drommen Duitse mannen vergezeld van hun
vrouwen, mismoedig naar het station gaan "allen met roodgeweende
oogen, zwijgend naast elkander".

Het vaderland roept
In overleg met zijn neef Bertus nam Willem zich voor om naar de
Nederlandse consul te gaan om te vragen hoe de voor hem de nou
precis in de steel zat. Voordat het zover kwam, toonde een andere
Nederlander, die in de buurt werkte hem een Duitse krant met een
oproep. "in de Hollandsche taal, door de consul daarin geplaatst en daar
stond zwart op wit dat Hare Majesteit de algemeene mobilisatie
bevolen had van de Land- en Zeemacht".
Door dit onzalige bericht werd Willem’s laatste sprankje hoop, om
buiten schot te blijven, definitief de bodem ingeslagen. Zijn
militaire plunje had hij lang geleden al ingeleverd en begin 1914 –
en dat was deze week – zou hij officieel vrij zijn gelomen van alle
dienstplicht/ Maar nu, nu was er geen ontkomen meer aan, het
vaderland had hem nodig, hij had zijn plicht te vervullen.
Na een ontroerend afscheid van de achterblijvende Schweizers, wende
hij tot neef Bertus Krijnen, die hem zou vergezellen op weg naar
huis. Hij ging zich melden.
"We togen op reis, neef en ik, alles achterlatend, alleen ons beste
pak aan en de fiets bij ons en ons geld. Al het andere lieten we bij
de boer staan. Waarom? Och we dach­ten; worden we doodgeschoten dan
hebben we toch niets meer noodig en overleven we de crisis dan
zullen we het wel eens komen halen. Zoo kwamen we dan aan het
station waar we dikwijls geweest waren om neefs of vrienden naar de
trein te brengen of zelf ons in de trein te begeven om een acht of
veertien dagen naar huis te gaan".

Problemen aan de grens
In normale tijden vertrok de trein vanuit Moers 14.30 en zouden de
jongens om 19.00 uur op het station Naarden-Bussum aankomen. Nu was
daar geen sprake van. Al het personenverkeer lag stil.
De beiden Schweizers besloten daarom maar op de fiets naar Venlo
te gaan. Een fietstochtje van anderhalf uur en ze zouden daar zijn.
Vanuit Venlo zouden ze de reis naar huis dan met de trein kunnen
voortzetten.
Maar helaas, net buiten het dorp Schaephuysen werden ze al
aangehouden door de mannen van de plaatselijke ‘Feuerwehr ’, die
alle wegen rond het dorp controleerden en hen, ondanks het vertonen
van geldige papieren, voor verdere controle naar het
‘Buergermeisteramt’ commandeerden. In de volgende dorpen herhaalde
zich deze tijdrovende procedure.
Pas laat in de middag kwam eindelijk de grens van Venlo in zicht
Maar : " oh wee, daar wilden ze ons absoluut net Duitsland uit laten".
De Duitse douane eiste een bewijs waarin stond dat zij voor de
militaire dienst in eigen land waren opgeroepen. Alleen op vertoon
van dat papier zouden ze de grens mogen passeren.
De jongens werd bevolen de Nederlandse consul in het 50 km verderop
gelegen Kleef te bezoeken die hun dit bewijs kon verschaffen.

Via Kevelaer en Kleef naar Naarden
Daar het al laat was om Kleef nog op tijd te bereiken, besloten de
Naardense neven door te fietsen naar het halverwege in de richting
van Kleef gelegen bedevaartsoord Kevelaer om te proberen daar logies
te vinden.
"Daar waren we nogal bekend, omdat we ieder jaar er naar toe gingen
als de Gooische Processie er was, want dan troffen we altijd
familieleden en bekenden".
Maar onderweg kregen ze bandenpech en werden ze bovendien
geteisterd door zware onweersbuien. Kleddernat met bemodderde kleren
bereikten ze ’s avonds laat Kevelaer, waar ze in een Gastwitsschaft
hun kleren mochten drogen, wat te eten kregen en de nacht
doorbrachten.
De volgende ochtend vervolgden ze de reis per trein, de fietsen
gingen mee. In Kleef aangekomen bleek de wachtkamer van het
consulaat met vijftig lotgenoten afgeladen.
Maar de consul en zijn assistent schreven en stempelden er lustig op
los.
Eenmaal in het bezit van het vereiste document werd de reis per
fiets door een prachtig heuvellandschap in de richting van Nijmegen
voortgezet. Op vertoon van het oproepbevel werd de grens bij Berg
en dal probleemloos gepasseerd. Ze waren thuis in eigen land.
De oude keizerstad werd in de namiddag vlot binnengepeddeld, maar
bij het station aangekomen, bleek de eerstvolgende trein pas om
19.30 te vertrekken. Ze besloten daarom de stad wat te gaan
verkennen. Het was onrustig in het centrum, veel pratende burgers op
straat en daar tussen wemelde het van de militairen.
"Toen we dan eindelijk om half acht van Nijmegen vertrokken, trof
ons al direkt het bevel dat bij de overgang van de Waal, alle ramen
van de coupé's dicht moesten, zulks met het oog op de toestand van
de brug, die heelemaal klaar lag om in de lucht te vliegen
Zoo kwamen we dan ten laatste in de nacht van Donderdag op Vrijdag
7 Augustus om half één in ons dierbaar stadje Naarden aan . Onderweg
hadden we al gelegenheid om de vruchten van de mobilisatie te
aanschouwen. Al die mooie boomen langs de Laarderweg waren
meedoogenloos omgehakt, de ondereindjes stonden er nog. Ook had men
al eenige huizen gesloopt …. ‘

Een militaire verrassing en een dooie boel
Eenmaal thuis werd Willem door zijn moeder en de andere familieleden
hartelijk verwelkomd. De legerleiding bleek bovendien een
verrassing voor hem in petto te hebben. Toen zijn moeder hem het
toegezonden militaire zakboekje overhandigde, bleek dat hij was
gelegerd in …… de kazerne Oranje te Naarden. Een geluk bij een
ongeluk, maar het weerzien met Naarden bleek voor Willem toch geen
onverdeeld genoegen.
“Het was een dooie boel hier in de stad. De tram mocht er niet door
en niemand kon van buiten de stad binnenkomen tenzij met een
zoogenaamde pas en wij militairen mochten er heel niet uit. Het was
dan ’s avonds kolosaal druk, want dan kwamen er veel familieleden
en bekenden van de soldaten over, doch vooral ’s Zondags was het
enorm. Doch na een paar weken kwam daarin verandering, want op den
duur had dat toch niet goed gegaan om al die soldaten maar steeds
thuis te houden en daarom werd toegestaan dat elke dag een zevende
gedeelte met verlof kon gaan. Toen was het met de grootste drukte
uit, en eindelijk mochten we ook ’s avonds de stad uit, maar ’s
avonds om 9 uur binnen. Later werd het 10 uur en met 1 Februari 11
uur”
Voor Willem (Lambertsz) de Gooijer en zijn meeste neven was de
mobilisatietijd aangebroken. Het zou een tijd worden van paraatheid
en weinig actie, want Nederland bleef gelukkig buiten de oorlog. In
de familiealbums staan de Naarder Schweizers
niettemin krijgshaftig afgebeeld. Enkele beelden zijn in dit verhaal
opgenomen.
Toen de oorlog in 1918 was afgelopen, koos iedere ex-Schweizer zijn
eigen weg.
Een aantal keerden terug in het vertouwde boerenvak, enkele andere
werden politieagent, postbode of gingen in een fabriek werken.
_________________________
ONDERSTAANDE NOTEN: HEBBEN NIET GESTAAN IN ‘DE OMROEPER ‘ VAN
NAARDEN - 2003 nr. 3.

1. DE HOLLANDGÄNGEREI. Gerda F. van Asselt.
2. TOEN IK NOG JONG WAS. Hoofdstuk: Het water, hannekemaaiers en nog
wat. (blz. 15 t/m 67). Justus van Maurik (1846-1904) (Schetst een negatief beeld van
de hannemaaiers . Het negatieve beeld kan ontstaan zijn door de werkelijke laagstaande
en verachte Duitsers, die eeuwenlang door hun potentaten werden verhuurd aan het
Staatse Leger van ‘onze’ Republiek.
3. VREEMD GESPUIS. Hoofdstuk: Poepen, knoeten, mieren en moffen.
(blz. 29 t/m 37) (de negatieve houding t.o.v. de hannemaaiers blijkt niet veranderd te
zijn)
4. DE LAGE LANDEN AAN DE ZEE (blz. 155 en 159) Jan en Annie Romein.
5. GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND 1850-1925. (blz. 126 en 133) Prof. dr.
L.G.J. Verberne.
6. MEYERS KONVERSATIONS LEXIKON 1889, HERDERS KONVERSATION
LEXIKON 1905. Schweizer wodt omschreven als (Landwirtschaft)
der Leiter einer Schweizerei (=Hollaenderei) bisw. Viehaerter. (In de Nederlandse
woordenboeken
staat hun Duitse tegenhanger negatief omschreven )
7. Einde 19e eeuw kwam er meer welvaart in Zwitserland, terwijl in Nederland de
landbouwcrisis heerste door de goedkope aanvoer van graan uit de USA. Ook
werden de eerste landbouwmachines werden ingevoerd. In Nederland was dus een
overschot aan landarbeiders.
8. Naar mijn mening (FdG) werd vooral in Noord Duitsland gesproken
van Hollaenderei en in het de omgeving van het Roergebied van Schweizerei.
9. GOOISCHE VILLAPARKEN – Ontwikkeling van het buitenwonen in het
Gooi tussen 1874 en 1940. -- uitg. Schuyt & Co -- ISBN 90
6097 277 5
10) Hein Willemsz de Gooijer was meentbeambte op de Naarder Meent.
Hij had vee en hield een stier voor de koeien van de Naardense
erfgooiers. In het weideseizoen maakte hij met zijn stier zijn
ronde over de Meent. Om zijn komst aan te kondigen blies hij op een
grote Ossenhoorn. Tijdens de stalperiode brachten de erfgooiers
hun koeien naar zijn boerderij. Door de spleten van de schutting
genoot de jeugd van het schouwspel.
11. De vesting Naarden werd door het Napoleontische Franse leger
bezet gehouden. Het pas opgerichte Nederlandse leger belegerde de
Vesting van November 1813 tot 12 mei 1814. De Fransen trokken toen
vrijwillig weg, nadat een Franse gezant hen de val van Napoleon
kwam melden.
12. Herman Heinsz de Gooijer werd ‘Herman van de Bullenboer’
genoemd, om geen verwart te worden met zijn neef Herman (Jansz) de
Gooijer. Beiden waren vernoemd naar hun grootvader Harmen Krijnen.
Herman Heinsz de Gooijer werd later hoofdopzichter bij Stad en
Lande van Gooiland. Om de neven in Duitsland uit elkaar te houden
kreeg Herman Jansz de bijnaam Charl.

AFBEELDINGEN:
- In Duitsland liet Bep Lambertsz Krijnen deze foto maken, waarop
hij heel trots poseert met zijn in Duitsland verdiende fiets.
- Groepje feestvierende Schweizers tijdens het regeringsjubi­leum
van keizer Wilhelm II in 1913. In het midden Herman Jansz de
Gooijer. Rechts boven met bolhoed Rijk Lambertsz de Gooijer.
- Ansichtkaart met op de achtergrond een 'Molkerei', in 1906
verzonden door Willem Heinsz de Gooijer.
- Poserende Schweizers. Zittend: links, Willem Lambertsz de Gooijer; rechts, Cornelis Haselager. Staande: links, Bep Lambertsz Krijnen; midden, onbekend; rechts, Willem
Heinsz de Gooijer.

DE OMROEPER nr. 3 - 2003
F.J.J. de Gooijer
gooijerfjj@hotmail.com
http://gooijer.nl.jouwpagina.nl
_________________________________________

Gratis website teller

Labels:


This page is powered by Blogger. Isn't yours?